Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschiedde nu, [1]als Rehabeam het koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was, dat hij [2]de wet des HEEREN verliet, en [3]gans Israel met hem. 1. Te weten, na drie jaren, in welke hij David en Salomo nagewandeld had. Zie boven, hfdst.11 vs.17. 2. Dat is, verviel van de ware leer, den zuiveren godsdienst en oprechten wandel, van de wet Gods voorgeschreven. Vergelijk Deut.32:15; 1 Kon.18:18; boven, hfdst.7 vs.19, en onder, hfdst.13 vs.11; Job 6:14; Spreuk.2:13; Jes.1:4; Jer.2:13, enz. 3. Dat is, Juda en de Israelieten, die onder Juda sorteerden, zie 1 Kon.12:17; want de andere stammen waren tevoren door Jerobeam tot afwijking gebracht. Versta evenwel dezen afval alzo, dat God zijn uitverkoren overblijfsel heeft gehad, bestaande uit de profeten, als Ahia, Semaja, Iddo en enigen der priesters, Levieten en der gemeente, die de profeten gehoor gevende, zich van de besmettingen der afgoderij zuiver gehouden hebben. Zie onder, vs.12.